Lang leven de Robijnen!

Lang, lang, maar dan ook echt heeeel lang, geleden leefde de Nederlanders nog niet in Nederland. Tenminste, zo begreep ik laats van Bas en Gerard, twee jongens van een jaar of 7 die regelmatig ons op de zorgboerderij zijn.

‘Vroeger woonde heel andere mensen hier’ zo leerde ik. Dat bleek maar een raar volkje te zijn en ze waren nog niet erg modern. ‘Ja! En ze heetten de Robijnen’, vulde Bas aan. Ik twijfelde even. Eigenlijk had ik nog nooit van die bevolkingsgroep gehoord, al leek het wel vagelijk op iets wat ik wel kende. Maar de twee heren waren onverbiddelijk: het waren de Robijnen, dat had de meester gezegd, en die weet het. ‘Ja!’ bevestigde Gerard, terwijl zijn gezicht liet blijken dat zijn meester het er nog nooit over gehad had. Maar als Bas het zei, zou het wel zo zijn.

Nog geen half uur later kwamen de mannen met een enorme vaart aanrennen. Ze hadden iets ontdekt! Terwijl ik met ze mee ging tussen de bramenstruiken door vroeg ik me af wat ze op dit stukje van het terrein nou in hemelsnaam zouden hebben kunnen vinden. Het bleek een oude Duiker te zijn. Een dikke betonnen buis waar het water mee onder een dammetje door kan stromen.

Maar dat had ik helemaal verkeerd gezien. Het was een ding van de Robijnen! ‘Het is een eeuh…’ Bas keek even moeilijk ‘een akwa…. Zoiets!’. ‘Aha’ mompelde ik, terwijl ik probeerde te voorkomen dat ze doorkregen dat ik natuurlijk enorm dom was omdat ik niet wist wat het was…. Bas greep zijn kans gelijk aan om het verhaal uit te leggen, ‘Ja, want… de Robijnen zij hier nu niet meer! Maar lang geleden waren ze hier wel! En toen hebben ze, vlak voordat ze weg gingen, dit gebouwd en toen dus niet meegenomen toen ze weg gingen!’

Ik heb intelligent gekeken en gezegd dat dat best nog wel eens zou kunnen.

Een uurtje later komen ze weer binnen. Hun archeologische zoektocht was nu echt tot een hoogtepunt gekomen. Een echt huis van de Robijnen! ‘Verrek, het oude kippenhok’ denk ik gelijk. En ja hoor, tussen de bramen, achter het bosje stond het oude kippenhok. Groen uitgeslagen van het mos, en half verzakt. Dat was trouwens precies zoals verwacht, want de tijd van de Robijnen was echt lang geleden.

De rest van de dag werd er Robijntje gespeeld en Gerard kreeg alles uitgelegd over die tijd, waar zijn meester nog niet over verteld had.

Zo rond half vijf werd het spel beëindigd om mee te kunnen helpen met het voeren van de beesten.

Bas gooide zijn zwaard (een eikentak) en zijn schild (een oude koektrommel) op de grond en rende naar de stallen toe. Gerard kwam er achteraan. Terwijl ik naar de stal liep zag ik dat hij onderweg was blijven staan. Toen ik terug liep bleek waarom: hij had nóg iets ontdekt!

‘Dit huisje is niet van de Robijnen!’ constateerde hij met een zucht die stevige hersenactiviteit verraadde. Ik keek hem vragend aan ‘waarom niet? ‘ vroeg ik verwonderd. ‘Nou,’ bouwde hij de spanning op: ‘dat huisje is groen! Daarom!’

Al hoewel eerder op de dag gespeeld, snapte ik het nu echt niet. ‘Nou en?’ mompelde ik. ‘Nou,’ zuchtte Gerard, ‘dat is toch logisch! De Robijnen was heeeel lang geleden, toch?’ Ja, dat moest ik beamen. ‘Ja, maar echt heeeel lang geleden,’ specificeerde hij nog eens extra. Toen ik ook dat bevestigde knikte hij tevreden. ‘Dan is het dus echt niét van de Robijnen, want heel lang geleden was alles Zwart-Wit. En dit ding is groen!’

Een knap filosoof die daar een spelt tussen kan steken. Lang leven de Robijnen!